De erfzonde van koning Boudewijn

Verschenen in De Standaard, 23/6/2010 en hier reproduceerd met de vriendelijke toestemming van Ludo De Witte
29 June, 2010
Congo

Volgende week zal koning Albert de festiviteiten voor de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid bijwonen. LUDO DE WITTE zoomt in op de rol van de broer van de koning in het moordcomplot tegen de toenmalige premier Lumumba( De Standaard).


De herdenking van 50 jaar Congolese onafhankelijkheid in Kinshasa belooft een wrange bijsmaak te krijgen. Zoals op een gouden bruiloft een vreselijk familiegeheim onbesproken blijft, hoewel iedereen ervan op de hoogte is maar 'het er niet meer toe doet' omdat de betrokken oom inmiddels overleden is, zo zal iedereen op de plechtigheden in Congo zwijgen over het korset waarin Belgen, Amerikanen en Fransen in de eerste jaren na de onafhankelijkheid Congo hebben gewrongen. Toen zijn bakens uitgezet die het kader vormen waarin het verval van de Congolese staat en het lijden van de bevolking vandaag moeten worden geanalyseerd: de vernietiging van de eerste Congolese regering en de moord op zijn centrale leiders; vijf jaar repressie van elk verzet, ten koste van honderdduizenden levens; het aan de macht helpen van Mobutu en de decennialange steun voor zijn dictatoriaal regime.

Boudewijn krijgt een brief

Als Albert eind juni in Kinshasa op de eretribune zit, dan bevindt hij zich op de bühne van een crisis waarin hij zelf, vijftig jaar geleden, een rolletje heeft gespeeld. Begin oktober 1960 vatte de broer van Boudewijn de heersende Belgische opvattingen bondig samen, toen hij de verantwoordelijkheid voor de crisis volledig bij Lumumba, de inmiddels afgezette Congolese premier, legde. De 26-jarige prins zei toen: 'De Congolese crisis is te herleiden tot één enkele persoon: Patrice Lumumba.' Meer zelfs, op 30 juni gaat Albert naar de plaats van een misdaad, een misdaad waarvoor zijn broer een verantwoordelijkheid draagt.

Een expert van de Lumumba-commissie van het parlement (2000-2001) vond in het archief van het paleis immers briefwisseling terug tussen de kabinetschef van de koning en majoor Guy Weber, een van de chefs van het Katangese secessielegertje. Katanga had zich kort na de onafhankelijkheid van Congo met de hulp van België van het centrale gezag afgescheurd. Het doel van België was zo de regering-Lumumba te verzwakken en uiteindelijk omver te werpen. In een van die brieven, die dateert van 19 oktober 1960, schrijft Weber over een overleg tussen Mobutu en Tshombe. In die dagen was Lumumba al onrechtmatig afgezet en de centrale macht in handen gekomen van de tandem Kasa Vubu-Mobutu, maar de ex-premier bleef populair en zijn tegenstanders vreesden zijn comeback. In de brief kondigde Weber aan dat Mobutu en Tshombe Lumumba 'zo mogelijk fysiek' zouden uitschakelen. Achter Mobutu stonden in die dagen VN-generaal Kettani, CIA-Chief of Station Devlin en de Belgische kolonel Marlière; achter Tshombe stonden Belgische officieren als Weber.

Boudewijn kreeg die brief in handen op 26 oktober. Hij reageerde prompt: op 27 oktober liet hij een ontwerp van het antwoord opstellen, en de dag nadien is de definitieve versie ondertekend en verstuurd. Het antwoord van Boudewijn moet worden opgevat als een impliciete goedkeuring van het plan om Lumumba te vermoorden. In zijn brief reageerde Boudewijn officieel op een brief van Tshombe van 6 oktober, en de koning had het natuurlijk niet over het moordplan zelf. Maar het was een zeer emotionele, warme brief waarin de vorst Tshombe en het Katangese regime alle lof toezwaaide en Lumumba ondubbelzinnig veroordeelde. Boudewijn sprak Tshombe aan met 'mijnheer de president', alsof het om een wettig staatshoofd van een erkende staat ging. De koning zei 'erg getroffen' te zijn door Tshombe's 'gevoelens van verbondenheid ten aanzien van België en zijn dynastie'. Boudewijn vertrouwde Tshombe toe hoezeer hij onder de aanslepende crisis in Congo leed: 'het drama dat een groot gedeelte van het grondgebied in rouw heeft gedompeld, [vormt] voor mij een voortdurende bron van droefheid'.

Plausible deniability

Het was duidelijk dat de vorst heil verwachtte van Katanga, 'een oase van vrede, een bruggenhoofd van waaruit het mogelijk zal zijn om de uitbreiding van het communisme in Afrika te stoppen'. Waarop Boudewijn de wortel van het kwaad aanwees: 'een associatie van tachtig jaren zoals deze die onze twee volkeren heeft verenigd, schept affectieve banden die te innig zijn opdat ze zouden kunnen verbroken worden door het optreden van een enkele man'. In het ontwerp van de brief stond er 'door de hatelijke politiek van een enkele man', maar die woorden werden uiteindelijk geschrapt, het was zo ook duidelijk dat Lumumba werd bedoeld. Waarop de vorst eindigde met een nauwelijks verholen goedkeuring van het akkoord tussen Mobutu en Tshombe om (onder meer) de wettige premier van Congo te vermoorden: 'Sta me toe te zeggen hoezeer ik uw niet aflatende inspanningen waardeer om een politiek van goede verstandhouding te realiseren met de verschillende leiders van het vroegere Congo, zoals u dat bij verschillende gelegenheden heeft gedefinieerd.' Kan men duidelijker zijn goedkeuring geven voor een moord - zonder daarop ook formeel te kunnen worden afgerekend?

De brief van Boudewijn is een schoolvoorbeeld van wat de CIA een bericht met 'plausible deniability' (geloofwaardig ontkenningspotentieel) noemt: verhullend taalgebruik over verwerpelijke activiteiten, duidelijk voor de ontvanger maar zo nodig, als de zaak aan het licht komt, met enige geloofwaardigheid ontkenbaar. Wellicht heeft majoor Weber een tiental weken later, op die zeventiende januari 1961, tijdens de lange uren dat zijn ondergeschikten Lumumba en zijn twee lotgenoten martelden en vermoordden, aan Boudewijns brief gedacht toen hij besloot de lijdensweg van de ex-premier niet te verhinderen. Tegen de Lumumba-commissie verklaarde Weber dat hij kort na de moord op Lumumba de kabinetschef van koning Boudewijn op de hoogte heeft gebracht. Kort nadien kreeg de kabinetschef van de koning van minister d'Aspremont-Lynden de raad niet langer met Tshombe - lees: Weber - te corresponderen. De reden kennen we niet. Mogen we veronderstellen dat de dramatische ontknoping van de Congocrisis en de sporen naar het paleis de minister zorgen baarde, en hij elke bijkomende 'besmetting' van de monarchie wou vermijden?

Audiëntie bij de kardinaal

In die dagen reisde Boudewijn met zijn verloofde Fabiola door het land, voor de traditionele 'blijde intredes'. Het was een periode zonder officiële audiënties: alles stond in het teken van het koninklijke huwelijk, dat op 15 december zou plaatsvinden. Een hoogtepunt van de kennismaking van de Belgen met hun toekomstige vorstin was het bezoek van het verloofde paar aan Mechelen, waar ze kardinaal Van Roey, geassisteerd door zijn secretaris Leclef en hulpbisschop Suenens, ontmoetten. Dat gebeurde op 28 oktober, de dag dat Boudewijn zijn handtekening onder de bezwarende brief aan Tshombe plaatste. Weinig waarschijnlijk dat tijdens de audiëntie zelf, in aanwezigheid van Fabiola, de brief ter sprake is gekomen. Toch is het verleidelijk om te veronderstellen dat de zeer katholieke Boudewijn in die dagen met het aartsbisschoppelijk paleis niet enkel zijn bezoek aan Mechelen heeft besproken en dat hij over dit zware 'morele' dilemma heeft overlegd: mag je een moordplan aanmoedigen, als dit, in de verwrongen, wereldvreemde visie van de vorst en zijn omgeving, een volk uit de klauwen van Beëlzebub kan redden? Inmiddels is bekend hoe close hulpbisschop Suenens in die dagen met Boudewijn was: de latere kardinaal had hem aan zijn Spaanse echtgenote geholpen, wat het begin was van een levenslange vriendschap.

Daarnaast is duidelijk dat Boudewijns entourage zich met deze zwaarwichtige zaak heeft beziggehouden. Het ontwerp van zijn brief is gecorrigeerd in een handschrift dat niet van de koning zelf of van zijn eerder minzame kabinetschef was. Het bevat enkele geschrapte passussen, zoals de verwijzing naar 'de hatelijke politiek' van Lumumba, wat laat vermoeden dat een scherpslijper de eerste versie heeft geschreven. Misschien gaat het om dezelfde hand die in het ontwerp van de koninklijke toespraak op onafhankelijkheidsdag de lof over de 'bevrijder Leopold II' zong - een passus die premier Gaston Eyskens uit de speech liet schrappen. Het zou niet onlogisch zijn als de auteur moet gezocht worden in de ultraconservatieve entourage van zijn vader, koning Leopold III. Na de gedwongen troonsafstand van Leopold was Boudewijn zijn vader opgevolgd, maar zonder dat ooit echt te aanvaarden. De koning tegen wil en dank klampte zich daarom aan de hofhouding van zijn vader vast, die hem met haar visie besmette. Dat is wat onderzoeksjournalist en monarchiewatcher Walter De Bock ooit de erfzonde van Boudewijn noemde. Een erfzonde belichaamd door een overgeërfde hofkliek van dwepers met autoritaire regimes, met vertakkingen naar het bedrijfsleven (Société Générale) en de hogere clerus. Dat elitair, autoritair milieu kreeg gemakkelijk greep op de jonge, wereldvreemde Boudewijn en duwde hem in de frontlijn van het gevecht tegen de regering-Lumumba.

Vlucht in religieus escapisme

Het kan verklaren waarom de vorst in de hoogdagen van de Congocrisis ongemeen dynamisch uit te hoek kwam. Denk maar aan zijn pogingen om in augustus 1960 premier Eyskens tot ontslag te dwingen en een zakenkabinet op de been te helpen dat in Congo orde op zaken moest stellen. En toen Eyskens voet bij stuk hield en niet wou wijken, duwde hij de benoeming van een van zijn initimi, graaf Harold d'Aspremont-Lynden, als minister van Afrikaanse Zaken door. Voorts waren er enkele eigengereide diplomatieke initiatieven, zoals zijn wens Tshombe te decoreren, tegen de wil van de regering in, die diplomatieke problemen vreesde. Uiteindelijk was de brief van 28 oktober, die Boudewijn in het moordcomplot tegen de Congolese premier zoog, een stap te ver van een vorst die in die crisis een autoritaire, bonapartistische rol kreeg opgedrongen. Want in de zomer van 1960, toen België Congo helemaal leek te verliezen, klonk de roep om een sterke leider die doortastend optreedt, almaar luider, en velen zochten die toen in het paleis.

Het is een aantrekkelijke hypothese: de frêle, bleke, wereldvreemde jongeman van 30, die Boudewijn in 1960 was, had niet de sterke schouders om dat politieke gewicht te torsen. In die dagen ontwaarde Paul-Henri Spaak, op dat ogenblik secretaris-generaal van de Navo, 'een pathetische en ontredderde kant bij de koning, die vaststelt dat alles instort zonder dat hij iets kan ondernemen'. De brief van Weber gaf de vorst de kans, al was het maar op papier, zich aan het hoofd van zijn officieren te plaatsen en hen tot strijd aan te sporen. Gevangen in dat veel te grote paleis, overgeleverd aan de hofhouding van zijn vader, ging hij verder dan verstandig was.

LUDO DE WITTE

Wie? Socioloog en auteur van onder meer 'De moord op Lumumba' (1999), het boek dat aanleiding was voor de Lumumba-commissie. Wat? Het bezoek van koning Albert aan Congo brengt de rol van zijn broer in herinnering. Waarom? Boudewijn keurde de moord op de Congolese premier Lumumba goed.